Jack the Ripper is de naam die gegeven is aan een seriemoordenaar die in de tweede helft van 1888 in Londen prostituees verminkte en vermoordde. De naam komt uit een brief van iemand die beweerde de moordenaar te zijn, verstuurd naar de politie ten tijde van de moorden. De schrijver ervan kende details die alleen de moordenaar kon weten (daderkennis).
Vijf moorden werden op loopafstand van elkaar gepleegd waarbij de slachtoffers gruwelijk toegetakeld werden. Deze worden toegeschreven aan de seriemoordenaar Jack the Ripper. De slachtoffers waren allen vrouwen die inkomsten verkregen uit prostitutie en zijn bekend geworden als the canonical five. Daarnaast zijn in Whitechapel van 1888 tot 1891 nog vijf, mogelijk zes vrouwen vermoord waarvan niet volkomen duidelijk is of ze door dezelfde dader omgebracht zijn.
Waarom de vrouwen vermoord zijn, is nooit vastgesteld. Er bestaat een reeks theorieën (zoals de Royal Conspiracy Theory), maar geen enkele daarvan wordt in brede kring aangehangen. De mythe die de moorden omringt, vindt zijn oorzaak in een combinatie van geschiedkundig onderzoek, samenzweringstheorieën en folkloristische verzinsels. Door de beperkte feitenkennis over de moordenaar werd de verbeelding van velen in de loop der tijd zodanig gestimuleerd, dat naar tal van mensen met een beschuldigende vinger werd gewezen.
De identiteit van Jack the Ripper is nooit achterhaald.
Het aantal en de namen van de slachtoffers van de Ripper is onderwerp van discussie, maar over het algemeen zijn de kenners het erover eens dat Jack de volgende vijf prostituees (of, in het geval van Eddowes, vermeende prostituee) in het Londense East End vermoordde:
Mary Ann "Polly" Walker
Mary Ann Nichols (meisjesnaam Mary Ann Walker, bijnaam "Polly"), geboren op 26 augustus 1845 en vermoord op 31 augustus 1888 in Buck's Row, Whitechapel. Omstreeks half drie in de nacht verliet Mary Ann "Polly" Nichols een pension omdat ze geen geld had voor een slaapplaats. Ze is vervolgens om half zes voor het laatst gezien, op de hoek van Osborn Street en Whitechapel Road. Ruim een uur later, omstreeks tien over half zeven, werd haar lichaam gevonden in Buck's Row, een achterafstraatje in Whitechapel, zonder dat iemand in de tussentijd iets bijzonders had opgemerkt. De lijkschouwer rapporteerde dat Nichols' keel was doorgesneden tot aan de halswervels; ook haar buik was verscheidene keren doorstoken. Alle wonden waren met hetzelfde wapen toegebracht, een vrij scherp mes van ten minste twintig centimeter lang dat met groot geweld gebruikt was. Plaats en richting van de letsels deed vermoeden dat ze toegebracht waren door een linkshandig persoon.
Eliza Ann "Dark Annie" Smith
Annie Chapman (meisjesnaam Eliza Ann Smith, bijnaam "Dark Annie"), geboren in september 1841 en vermoord op 8 september 1888 in de tuin van Hanbury Street 29, Whitechapel. Haar buik was opengesneden en haar baarmoeder was vakkundig verwijderd.
Elisabeth "Long Liz" Gustafsdotter
Elizabeth Stride (meisjesnaam Elisabeth Gustafsdotter, bijnaam "Long Liz"), geboren in Zweden op 27 november 1843 en vermoord op 30 september 1888 in Dutfield's Yard, bij Berner Street. Werd gevonden met doorgesneden keel.
Kate Conway / Kate Kelly
Catherine Eddowes (roepnaam Kate, gebruikte ook de achternamen "Conway" en "Kelly" van de mannen waarmee ze samenwoonde, Thomas Conway en John Kelly), geboren op 14 april 1842 en vermoord op 30 september 1888 in Mitre Square in de City. Haar baarmoeder ontbrak en ook de linker nier. In beide wangen was een flap gekerfd.
Marie Jeanette "Ginger" Kelly
Mary Jane Kelly (beweerde dat haar echte naam "Marie Jeanette Kelly" was, gebruikte soms de naam "Mary Ann Kelly", bijnaam “Ginger” oftewel "Rooie"), naar verluidt geboren in Ierland rond 1863 en vermoord op 9 november 1888 in haar gehuurde eenpersoonskamer in Miller's Court 13 bij Dorset Street. Zij had grove verminkingen, haar hele buik was ontdaan van organen en haar hart ontbrak.
Aangezien Elizabeth Stride en Catherine Eddowes in dezelfde nacht vermoord zijn werd dit al snel de 'dubbele gebeurtenis' genoemd. Die nacht werd ook een bebloed schort gevonden naast een muur waarop met krijt "The Juwes are the men that will not be blamed for nothing" geschreven was. Dit wordt het Goulston Street graffito genoemd. Gezien de reeds bestaande spanningen en verdachtmakingen naar de Joden werd het krijt al snel van de muur gehaald. Een andere theorie vertelt dat Juwes niet slaat op Joden ("Jewes") maar op Jubela, Jubelo en Jubelum. Deze drie mensen vermoordden Hiram Abiff, een belangrijk persoon binnen de vrijmetselarij, waardoor duidelijk zou worden dat de moorden een onderdeel zouden zijn van een vrijmetselaarsrite.
Sommige "Ripperologen" vinden dat op de lijst van vijf Elizabeth Stride en Mary Jane Kelly niet thuishoren; Stride was nauwelijks verminkt en werd (als de getuigen geloofd mogen worden) in het openbaar aangevallen, Kelly was jonger dan de andere slachtoffers, werd binnenshuis aangevallen en haar verminkingen waren ernstiger dan die van de rest.
Mogelijke slachtoffers
Bovenstaande vijf vrouwen worden algemeen aangeduid als de slachtoffers van Jack the Ripper, maar er zijn slachtoffers van andere, soortgelijke aanvallen uit die tijd, die door sommigen zijn voorgedragen als aanvullingen op de lijst. Over deze slachtoffers is in het algemeen weinig bekend.
Tijdens het onderzoek vonden er in totaal meer dan 2000 verhoren plaats en meer dan 300 mensen werden verdacht, waarvan er 80 effectief werden aangehouden.
Het is mogelijk dat Jack the Ripper zich tussen deze verdachten bevond, maar geen enkel verhoor, onderzoek of aanhouding leverde een concrete aanwijzing op om Jack the Ripper te helpen ontmaskeren.
Het wegnemen van de lichaamsdelen van de slachtoffers werd vakkundig uitgevoerd. Om deze reden zijn er theorieën die stellen dat de dader wellicht chirurg of slager was.
Lijfarts van koningin Victoria
Sommige theorieën wijzen richting het Britse koningshuis; prins Albert Victor zou een kind hebben verwekt bij een prostituee. Om een internationaal schandaal te voorkomen, zouden vooraanstaande leden van de Britse hofhouding getuigen uit de weg hebben geruimd of laten ruimen. Een naam die in deze zogenaamde "Royal Conspiracy Theory" genoemd wordt is die van Sir William Gull, de lijfarts van koningin Victoria. Gull, een bekwaam arts en lid van de Britse vrijmetselarij, zou zich veelvuldig bezig hebben gehouden met occulte rituelen, voortkomend uit de vrijmetselaarsbeweging. De vijf plaatsen delict vormen op de kaart van Londen de vijf punten van een pentagram, een teken dat in de vrijmetselarij vaker voorkomt. Ook andere vrijmetselaars worden genoemd, onder wie Lord Randolph Churchill, de vader van Winston Churchill. De theorie over Churchill brengt de moorden eveneens in verband met de escapades van prins Albert Victor en ziet in de moorden rituele slachtingen, uitgevoerd door een vrijmetselaar.
Spreekverbod
Hoewel verdachten in alle lagen van de bevolking gezocht werden, verklaarde de inspecteur die belast was met het onderzoek van de Whitechapel-moorden (inspecteur Frederick Abberline) dat "hij en zijn collega een hoop over de zaak en de dader te weten waren gekomen maar dat hij, conform zijn belofte, zich niet zou uitlaten over de moorden. De dader hoeft men echter niet te zoeken in de lagere klassen van de Britse samenleving. De dader zou tot de elite behoren", aldus Abberline die het spreekverbod dat hij opgelegd had gekregen serieus nam.
Schilder
Ruim een eeuw na de moorden beweerde schrijfster Patricia Cornwell in het boek ‘Portret van een moordenaar’ (2002) dat de schilder Walter Sickert weleens Jack the Ripper zou kunnen zijn. Sickert gaf schilderles aan Prins Albert Victor. Cornwell baseert zich op onderzoek en DNA-testen die zij uitgevoerd heeft op brieven van zowel Jack the Ripper als Sickert. Ook heeft zij 211 brieven van the Ripper bestudeerd en is er vrijwel zeker van dat zij hiermee het mysterie van the Ripper heeft opgelost. Zij vertelt in haar boek over de zoektocht die zij ondernam om haar gelijk te bewijzen.
Poolse/Joodse kapper
De Britse zakenman Russell Edwards stelde in 2014 te kunnen bewijzen dat de dader de Poolse Jood Aaron Kosminski was. Deze man stond al jaren hoog op de lijst om als The Ripper geïdentificeerd te worden, maar bewijsmateriaal kon nooit geleverd worden. Met nieuwere technieken werd er DNA teruggevonden op een sjaal die naar verluidt naast het lijk van Catherine Eddowes was teruggevonden. Naast bloed van Eddowes (waardoor men zeker wist dat de sjaal op de plaats delict aanwezig was geweest) werd ook sperma teruggevonden op de sjaal. Door DNA uit het sperma te vergelijken met DNA van de nazaten van Kosminski, concludeerde Edwards dat de Poolse immigrant de dader moest zijn geweest. Zijn DNA kon nu gelinkt worden aan één van de moorden. Kosminski was 23 jaar ten tijde van de moorden en hij woonde en werkte als kapper in de wijk waar alle moorden plaatsvonden. Hij overleed op 53-jarige leeftijd in een gesticht aan gangreen. De conclusie van Edwards was vrijwel direct omstreden. Zo is niet met 100% zekerheid vast te stellen of de sjaal inderdaad van Eddowes was en waar die sjaal de voorbije 125 jaar geweest was. Ook de gebruikte testmethoden waren volgens critici nog onvoldoende gedocumenteerd. Vier deskundigen op het gebied van DNA-analyse haalden Edwards theorie in oktober 2014 verder onderuit. Zij stelden vast dat moleculair bioloog Jari Louhelainen een essentiële fout had gemaakt bij het analyseren van het DNA gevonden op de 'Eddowes-sjaal'. Dat betekende dat er geen enkele connectie kon worden vastgesteld tussen Kosminski en Eddowes, anders dan die in de theorieën die al decennia de ronde deden.
Whitechapel Mortuarium assistent
Historicus & auteur Mei Trow doet in de documentaire "Jack the Ripper: Killer Reveiled" een uiteenzetting waarom Robert Mann wel eens Jack the Ripper kon geweest zijn. Robert Mann was een assistent in een Londens Victoriaans mortuarium, meerbepaald het Whitechapel infirmary workhouse.
Gebruik makend van psychologische- en geografische profiling en hedendaagse forensische technieken brengt Robert Mann naar voren als hoofdverdachte.
Robert Mann werd verhoord in de moordzaak van Mary Ann Nichols. Zijn getuigenis verscheen destijds in 'The Times'. Hij zou haar lichaam uitgekleed hebben ondanks de politie hem uitdrukkelijk had gevraagd het lichaam onaangeroerd te laten.
Volgens psycholoog Laurence Alison zou dit een aanwijzing kunnen zijn dat deze mortuarium assistent een interesse van sexuele aard had ten opzichte van lijken. Een ziekelijke fantasie voor lijken zou wel eens de aanleiding voor deze gruweldaden kunnen zijn. Robert Mann was werkzaam in het mortuarium waar tevens de lichamen van zijn slachtoffers naartoe zijn gebracht. Zo had hij de kans om uren en zelfs dagen alleen en ongestoord te kunnen doen wat hij maar wilde. Maar destijds vond men Robert Mann's profiel niet belangrijk genoeg om meer aandacht aan te besteden, en deze onderschatting kwam hem heel goed uit. Hij werd met rust gelaten.
De brief die volgens onderzoekers door de moordenaar is verstuurd bevatte een menselijke nier, die zorgvuldig bewaard is geweest in pure alcohol. Voor een plaats waar menselijke organen kunnen bewaard worden zonder iemand er vragen bij stelt komt niet alleen een ziekenhuis in aanmerking, maar ook een mortuarium. Rechtsbovenaan de brief stond geschreven "From Hell" (vanuit de Hel), woorden die enerzijds voor een gestoorde geest niet indrukwekkend creatief zijn, maar anderzijds als er één locatie is die weinig fantasie vereist om als hel vergeleken te worden, is het alweer een mortuarium.
Een dokter die betrokken was bij het onderzoek vond dat de manier waarop de wonden werden aangebracht aantoont dat de dader over een zekere anatomische kennis beschikte. Het is volgens hem ook aannemelijk dat een mortuarium assistent ervaring kon hebben verworven door het observeren van pathologen en dokters tijdens post-mortem onderzoeken op lichamen.
Hij zou zijn slachtoffers niet steken om te doden, maar doden om te kunnen steken en verminken, om zijn zieke geest te bevredigen. En daar zou het niet bij blijven. Ook in de tijd van de moorden dacht men dat zo'n monster zou kunnen terugkeren naar hun "prooi". Maar wat als de Ripper wist dat hij zijn slachtoffers steeds zelf kon verwelkomen in zijn hel, zijn werkplaats: het mortuarium.
Robert Mann stierf op 2 januari 1896 aan de gevolgen van tuberculose.
Beschuldigd van moord op een moeder en haar baby
In de Ripperzaak was er ook een vrouwelijke verdachte, die ‘Jill the Ripper’ als pseudoniem kreeg. Sir Arthur Conan Doyle, de schrijver van Sherlock Holmes, opperde dat de Ripper weleens een vrouw zou kunnen zijn. Een vrouw kon zich immers, aldus Doyle, makkelijk voordoen als kraamhulp of verloskundige en daarmee een excuus hebben om bebloede kleding te dragen. In 1939 werd deze theorie nieuw leven ingeblazen door William Stewart in zijn boek ‘Jack the Ripper: A New Theory’, waarin hij specifiek Mary Pearcey noemde in relatie tot de moorden, een vrouw die in 1890 een moeder en haar baby op brute wijze vermoordde. Echter, het bewijsmateriaal dat in het boek gepubliceerd werd, was slechts gebaseerd op toevalligheden. Er zijn geen officiële bewijzen dat Mary Pearcey iets te maken heeft met de Rippermoorden.
In mei 2006 is het speeksel dat op postzegels van een aantal Ripperbrieven zat, onderworpen aan DNA-onderzoek. Het onderzochte DNA bleek afkomstig te zijn van een vrouw. De wereldpers pakte de oude theorie weer op en er werd wereldwijd gediscussieerd over de mogelijke betrokkenheid van Mary Pearcey bij de Rippermoorden.
Naast Mary Pearcey worden ook andere vrouwen als mogelijke dader genoemd.
Beschuldigd van moord op haar echtgenoot
Zij vermoordde haar man, James Maybrick, die eveneens als verdachte wordt beschouwd.
Echtgenote van arts in abortuskliniek en kon zelf geen kinderen krijgen
In 2012 kwam John Morris met de naam van een andere vrouw als verdachte: Lizzie Williams, echtgenote van Sir John Williams. In zijn 'Jack the Ripper: The Hand of a Woman' gaat hij onder meer in op het feit dat bij drie slachtoffers de baarmoeder was verwijderd, Lizzie Williams kon geen kinderen krijgen. Geen van de vrouwen was seksueel misbruikt. Haar man, arts in een abortuskliniek, had een affaire met Mary Kelly.
De Rippermoorden gaven aanzet tot een belangrijke verandering in de Britse samenleving. Jack the Ripper was niet de eerste seriemoordenaar, maar zijn daden wekten voor het eerst een wereldwijde sensatie op. De mythologie die ontstond doordat de Ripper nooit werd gevonden, werkte door op de publieke perceptie van latere seriemoordenaars.
Het wordt aangenomen dat de bijnaam van de moordenaar, 'Jack The Ripper', door een journalist werd bedacht om een verhaal wat levendiger te maken. De naam verscheen voor het eerst in een brief waarvan de schrijver beweerde de gezochte moordenaar te zijn, maar de meeste experts geloven tegenwoordig dat de brief nep is.
Het gebruik van dergelijke bijnamen door de pers is sinds Jack the Ripper gemeengoed geworden. Voorbeelden zijn de Boston Strangler en de Beltway Sniper.
From Hell is een stripreeks over Jack the Ripper door stripschrijver Alan Moore en getekend door Eddie Campbell. De reeks maakt een soort synthese van de bestaande theorieën waarbij een link wordt gelegd tussen de moorden, de vrijmetselarij en de Britse koninklijke familie. De strip werd in 2001 verfilmd (From Hell) met Johnny Depp in de hoofdrol. De film is fictie. Het personage Jack the Ripper bestaat, maar daar blijft het bij. Het mysterie is niet opgelost.
Men weet niet hoeveel brieven Jack the Ripper heeft geschreven en/of gestuurd naar de politie of de pers. Alhoewel het mogelijk is dat er nooit een brief van de echte moordenaar bij was, wordt over het algemeen aangenomen dat de From Hell-brief door Jack the Ripper zelf werd geschreven. Dit vermoeden bestaat doordat de brief verpakt was met de helft van een menselijke nier, waarvan men vermoedde dat die afkomstig was van Catherine Eddowes. Twee andere brieven, de Dear Boss-brief en de Saucy Jacky-briefkaart, zijn waarschijnlijk het bekendst en hebben de moordenaar aan zijn bijnaam geholpen. Beide werden mogelijk niet door de moordenaar zelf geschreven.